• De Ronde Venen
Ouderslokaal
Hoe autonoom voed jij je kind(eren) op?
2 september 2023

Kinderen willen (net als wij) graag de dingen zelf bepalen en zelf uitzoeken en zelf uitproberen. Het is een aangeboren behoefte. Autonomie heet dat. Met aanmoedigen van autonomie stimuleer je je kind zelfstandig nieuwe en moeilijke dingen te doen, en te leren van ervaringen. Door autonoom dingen te proberen, ontwikkelt je kind vaardigheden om met nieuwe en moeilijke situaties om te gaan. Je kind ontdekt wat hij of zij zelf kan en bouwt zo zelfvertrouwen op. Als ouders hun kind zelf iets moeilijks laten doen, concludeert het kind dat het blijkbaar niet gevaarlijk is en dat de ouders denken dat hij of zij het wel kan, of dat het niet erg is om het niet te kunnen! Hoe stimuleer je dit als ouder? Wat moet je daar voor doen of juist laten?

“Kinderen die vaak dwars zijn, in verzet, koppig of dominant hebben vaak behoefte aan meer autonomie.”
Als je kind zich lastig gedraagt, dan komt dat vaak voort uit het gevoel dat hij beperkt wordt in zijn autonomie. Je kind verzet zich niet tegen jou als volwassene, maar tegen de macht die je gebruikt. Daarentegen kan een kind dat zijn autonomie voldoende kan uitoefenen, zich heel zelfstandig en verantwoordelijk gedragen. Je kind zoveel mogelijk autonoom behandelen is de een effectieve manier om lastig gedrag te voorkomen. Of om te denken in constructief gedrag. 

Waarom autonomie stimuleren?
Als opvoeder wil je dat je kind later zelfstandig functioneert in de maatschappij. Een interessante baan, een leuke partner en misschien wel kinderen, of niet. Het belangrijkste voor veel ouders is dat hij of zij zich gelukkig voelt. Zelfvertrouwen en de gedachte dat je grip op je leven hebt maakt mensen gelukkig. Hierdoor word je weerbaar en krijg je het gevoel dat je alles aankan. Kinderen blijken zich fijner te voelen op de dagen dat hun ouders meer autonomieondersteunend opvoeden. Ze hebben dan meer het gevoel dat ze zichzelf kunnen zijn. Ook hebben ze dan het gevoel dat ze meer competent zijn, dus beter dingen kunnen aanpakken. Daarnaast voelen ze meer verbondenheid met hun ouders. 

Hoe doe je dat in de praktijk? 10 tips...
Door in te spelen op de behoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid, kun je je kind het allerbeste motiveren. En dat staat tegenover 'moetiveren', want dat leidt tot druk en stress. Je wilt dat je kind zichzelf steeds beter leert kennen en uiten.

1. Denk vanuit je kind
Probeer je in te leven in het kind. Wat is de beleving van het kind van een bepaalde situatie? En hoe kun je aansluiten bij wat het in deze situatie nodig heeft? Wil je de autonomie van je kind ondersteunen dan kun je het zelfstandig functioneren aanmoedigen door mee te gaan in het perspectief van het kind en door het kind ruimte te geven voor initiatief. Ook als er iets misgaat. Accepteer de situatie zoals deze is en kijk vandaar uit verder naar wat mogelijk is. "De toets die je was vergeten is morgen. Wat vervelend voor je dat je hier zo laat achterkomt. Maar gelukkig niet te laat. Wat wil je doen?"

2. Let op je taalgebruik: praat van mogen en niet van moeten
Een schuldgevoel aanpraten, door erop te wijzen dat het huiswerk al af had moeten zijn bijvoorbeeld, of door verplichtende taal te gebruiken (Je moet dit en je moet dat!), maakt kinderen passief. Ze verliezen daardoor het vertrouwen in eigen kunnen. Ook als je erg teleurgesteld bent in het gedrag van je kind, is het belangrijk om vanuit dat gevoel je kind geen schuld- of schaamtegevoel aan te praten. Je kind wil zich graag verbonden met je voelen en zal daardoor de verplichting voelen te doen wat je zegt of het beter te maken. Maar zo bouw je spanning en stress bij je kind op en dat is niet de bedoeling.

3. Luister en toon begrip
Als je met je kind praat over beslissingen die je kind moet nemen en keuzes die het moet maken, laat dan merken dat je luistert naar je kind. Zo stimuleer je hun gedachte- en denkproces. Vat af en toe kort samen wat er wordt gezegd, zo weet je zeker dat je de ander goed begrijpt. Je mag je mening geven, maar probeer open te blijven staan voor wat je kind doormaakt en waar het behoefte aan heeft. Zonder oordeel hierover.

4. Praat en leg uit
Vertel over de wereld, buiten en binnen. Benoem wat je ziet, wat je doet, om jullie heen en als het gaat om je kind. Als je kind van twee is gevallen en uit frustratie om zich heen wil slaan, kun je zeggen: "Ik zie dat je boos bent. Het is ook niet leuk om te vallen. Stoute stoeptegel!" Zo geef je kinderen woorden om de wereld om zich heen te begrijpen. En om de emoties die het voelt te kunnen vatten. En dat geeft een gevoel van autonomie en competentie/controle. Daarbij weet een kind op deze manier dat het niet alleen staat.

5. Geef ruimte aan expressie
Moedig je kind aan zelf actie te ondernemen en zich een mening te vormen. Laat hierbij zien dat meningen naast elkaar kunnen bestaan en dat ze allemaal even waardevol zijn. Bevestig wat je kind belangrijk vindt en laat het op basis daarvan keuzes maken.Het gaat om het beleven, niet om het resultaat.

6. Laat je kind meebeslissen
Je kunt kinderen heel goed laten meedenken in de besluitvorming, bijvoorbeeld als het gaat om kleine dingen, zoals de kleren die het de volgende dag naar school aandoet, middelgrote dingen, zoals boodschappen doen, of grote dingen, als een vakantiebestemming. Dat betekent niet per se dat ze de vrije keuze hebben. Leren eigen keuzes te maken betekent ook rekening leren houden met omstandigheden, dus: geen korte broek aan als het buiten -10 graden Celsius is, als je tegen klimaatverandering bent, dan ga je niet vliegen, enzovoorts. Dit kun je in het begin bij een jong kind ondersteunen, door de keuzemogelijkheden te beperken. Geef je kind geen vrije keuze als het gaat om de kleding van morgen, maar leg twee setjes klaar (natuurlijk ook rekeninghoudend met zijn of haar voorkeuren) en laat het daaruit kiezen. Zo heeft je kind het gevoel dat het zelf dingen kan bepalen en kan het tegelijkertijd wennen aan keuzevrijheid. Datzelfde kun je natuurlijk ook toepassen op de keuze van het broodbeleg, de spelletjes of het speelgoed waarmee het wil spelen, enzovoorts.

7. Stel grenzen
Geef aan wat je wel en niet acceptabel gedrag vindt. Als kinderen nog jong zijn is dat gemakkelijker dan wanneer je kind adolescent is. Probeer toch aan te geven waarom iets voor je belangrijk is en grenzen stelt. Als je niet wilt dat je kind rookt of drinkt kan je puber dit zien als bemoeizuchtig. Probeer dit dan uit te leggen door te wijzen op gezondheidsgevaren, morele keuzes, en dergelijke. En sta ook stil bij de reactie van je kind. Het is niet altijd even makkelijk om je aan bepaalde verboden te houden, dus geef juist hier ook aandacht aan.

8. Leg je verwachtingen uit
Als je afspraken maakt met je kind, over gewenst gedrag bijvoorbeeld, leg dan altijd uit waarom dit belangrijk is voor je. Geef daarbij aan wat je verwacht van je kind. Kinderen die begrijpen waarom er iets van ze wordt verwacht zullen eerder luisteren en de gemaakte afspraken nakomen.

9. Straf gericht
Mocht je kind niet luisteren of de grenzen die je hebt gesteld overschrijden, zorg dan voor een eventueel gepaste straf. Het gaat niet om genoegdoening noch om gedragscontrole. Probeer uit te leggen waarom het gedrag niet door de beugel kan. Let op: het gaat dus altijd om het gedrag van het kind en niet om de persoon. Als je daarbij aangeeft welke gedrag je had verwacht (met redenen) leg je het accent daarop, zodat je kind kan (leren) begrijpen wat die gedragsverwachting is en waarom. Zo leert hij of zij het belang en de waarde ervan inschatten. Daarbij is het van belang dat je ook nog aangeeft wat hij of zij anders kan doen of hoe hij of zij het gewenste gedrag kan bereiken. Op die manier leert je kind verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen gedrag. En dat bevordert weer de autonomie van het kind.

10. Wees zuinig met beloningen
Door je kind veelvuldig te belonen kan het de intrinsieke motivatie, de motivatie van binnenuit, gaan loslaten, omdat het zo graag wil plezieren en/of de beloning wil. Is er geen beloning, dan valt ook de noodzaak om het gewenste gedrag te laten zien weg. Op de langere termijn wil je echter dat je kind vanuit zichzelf gemotiveerd is om dingen te doen. Probeer dan ook te benadrukken hoe goed het voelt om iets zelf voor elkaar te krijgen of om een mooi cijfer te halen.



Cookie-melding

Deze website maakt gebruik van cookies om de gebruikerservaring te verbeteren. Door verder te gaan, ga je akkoord met het gebruik van cookies. Wij respecteren jouw privacy en verzamelen geen persoonlijke gegevens zonder jouw toestemming. Lees ons Privacybeleid voor meer informatie. Je kunt je cookie-instellingen op elk moment wijzigen.